“Ik had een grote drang om iets voor mensen op de vlucht te doen”

Sophia is laatstejaarsstudent Sociaal-Cultureel werk. Ze is een activist en strijdt tegen onrecht. Haar passie is migratie en opkomen voor degenen zonder stem in onze samenleving. “Ik heb een heel groot rechtvaardigheidsgevoel en ik vind dat wij als mensen tegenover elkaar een verantwoordelijkheid dragen.”

Sophia loopt stage bij Een hart voor vluchtelingen vzw in Gent, een organisatie die materiële noodhulp biedt aan nieuwkomers en kwetsbare Gentenaren. De organisatie deelt spullen uit die mensen aan hen doneren en biedt ook juridisch advies en administratieve ondersteuning.

Lees meer

Sophia kwam zelf als vierjarig meisje naar België. Zij maakte met haar grootmoeder het ganse proces door van asielaanvraag tot erkenning. Zij heeft nog veel herinneringen aan die tijd, aan de moeizame asielprocedure, en aan de bureaucratie die België is. Sophia bracht samen met haar grootmoeder en zus twee jaar in een asielcentrum door. Het vluchtelingenthema is vele jaren later terug op haar pad gekomen. “Die moeilijke periode heb ik, nadat we erkend waren, onderdrukt. Bij gesprekken met andere mensen op de vlucht, kwamen die ervaringen mij plots weer heel helder voor de geest. Ik had vanaf toen een grote drang om iets voor vluchtelingen te doen.”

Zorg dragen voor je medemens en anderen lief hebben, zijn waarden die Sophia heel hoog in het vaandel draagt. Zij was zelf nog maar een tiener toen ze de zorg opnam voor haar ‘mammie’, zoals ze haar grootmoeder noemt. Haar grootmoeder kwam twintig jaar geleden naar België. Ze was analfabeet. Sophia hielp haar met de papierberg die met een asielaanvraag gepaard gaat. Al het administratief werk nam ze thuis al die jaren voor haar rekening. 

Zij weet maar al te goed wat het is om als nieuwkomer in België terecht te komen, zonder enige uitleg, en niet wetende waar je met al die papieren terecht moet. “Ik moest rekeningen betalen, belastingbrieven lezen,… Beeld je in, al dat vakjargon dat ik amper zelf begreep, moest ik vertalen naar het Swahili, de taal van mijn grootmoeder. Dit was een grote verantwoordelijkheid voor mij maar het was uiteindelijk een heel goede leerschool.”

Op haar stageplek leerde Sophia Ghulam kennen, een Afghaanse jongen die letterlijk en figuurlijk bij de organisatie kwam aankloppen. Twee weken lang bleef hij dagelijks bij hen langs komen. Al heel snel merkten ze op hoe ernstig zijn situatie was. Ghulam sliep al twee maanden op straat. Hij klaagde over hoofdpijn. Na een doktersbezoek bevestigde de dokter dat hij niet op straat kon blijven slapen gezien zijn medische toestand. Hij had verwondingen aan zijn lichaam. Hij zou aan de grens met Hongarije in elkaar geslagen zijn geweest. 

“We konden geen slaapplaats voor hem vinden. We konden hem alleen maar veel dekens en slaapzakken geven”. Het was december. Het vroor. Het was bijna vijf uur, sluitingstijd. Ze moesten Ghulam uiteindelijk terug de straat op sturen. “Het moment dat ik oogcontact maakte met iemand die die nacht weer op straat ging slapen”, ze slikt, “dat gevoel kan ik niet beschrijven.”

Sophia hielp Ghulam aan een slaapplek via de ouders van haar vriend Theo. Ze zijn ondertussen als familie voor elkaar. Ze begeleidt hem ook administratief, en helpt hem met zijn advocaat. Ghulam heeft haar leven en dat van haar vriend enorm verrijkt, ook door de cultuurverschillen. “Het is een beetje Afghanistan in Brugge”. Het heeft hen als koppel ook dichter bij elkaar gebracht. 

Voor Ghulam zelf was het belangrijk om niet meer gezien te worden als een asielzoeker, maar als mens. Hij is ondertussen ook heel autonoom geworden. Met Ghulam bouwden Sophia en Theo ondertussen een hechte band op. Hij noemt haar my sister. “Toen ik aan Ghulam de slaapplek voorstelde, en wij ’s avonds nog halsoverkop de trein namen om deze te gaan bekijken, kon ik maar niet begrijpen dat iemand die mij niet kende, mij zo vertrouwde. Hoe wanhopig ben je dan.”

“We zijn met zijn drietjes, ondertussen ook samen met de buurvrouw, een beetje een nieuw samengesteld gezin”, lacht ze.

Sluiten